de Crauw | |
Crauwels, -ers, Crouwels, Krouwel, Kraul, Krauweel, Kreu(w)els, Creu(w)els, Kruyels, Kruijels, Cru(y)wels, Kröhle, Kroell, Kröell Met Middelnederlands 'crauwel' en het Middelhoogduits 'kröuwel' betekenen: drietand, kromme gaffel, vleeshaak. De familienaam is wellicht een beroepsnaam (boer of beenhouwer) of mogelijk een huisnaam (de naam van een huis/herberg werd dikwijls overgenomen door de bewoners als familienaam). 1133 Waltero Crauel - Brugge (Leys 1959,84). |