Uiterlijk:
De vis is grijsgroen tot bruingeel, de buik is bronskleurig tot wit. Qua uiterlijk lijkt hij heel veel op zijn broertje, de Labeo bicolor. Als ze volwassen zijn is het vrouwtje iets dikker dan het mannetje.
Inrichting:
De bak inrichten met dichte beplanting en een donkere bodem. Zorg voor voldoende schuilplaatsen, gebruik hiervoor kienhout, stenen, bloempotjes of halve kokosnoten. Je kunt ook het licht wat dempen door drijfplanten te gebruiken. Ze houden wel van stroming en hebben veel zwemruimte nodig.
Karakter:
Deze vis is ook een bodembewoner en territoriumvormer, maar is ietsje verdraagzamer dan de Labeo bicolor. Als ze wat ouder worden kunnen ze wel agressief worden tegenover soortgenoten of andere vissen, het beste kun je ze solitair houden. Ze zijn wel schuw en hebben dus schuilplaatsen nodig om zich te kunnen verstoppen. Hou ze samen met vissen van dezelfde grootte uit de middelste en bovenste waterlagen, maar zeker niet met Discussen of Maanvissen.
Kweek:
De kweek is heel lastig, omdat deze vissen solitair gehouden moeten worden. Er is bekend dat het mannetje broedzorg vertoont.